Evolutie is niet correct of waar, maar bruikbaar

Hans Dooremalen, Herman de Regt & Maurice Schouten – Exploring Humans, Philosophy of Science for The Social Sciences, A Historical Introduction

Het kostte soms wat moeite om me door de 500 bladzijden Engels heen te worstelen, maar door de energie die ik ervoor terugkreeg in ‘Exploring Humans, Philosophy of Science for the Social Sciences, A Historical Introduction‘ van Hans Dooremalen, Herman de Regt en Maurice Schouten was het meer dan de moeite waard. En het hielp me onder andere om het boek van Walton waarover ik eerder blogde over theologie en evolutie beter te begrijpen.

Waarom lees je zoiets? Ik kreeg het boek van m’n schoonzus die er een scriptie over moet schrijven. Of ik haar misschien een eindje op weg wou helpen? Maar al lezend kwam er weer veel boven uit m’n studententijd; over de overmoed waarmee wetenschappers hun conclusies soms doortrekken naar gebieden waar ze te weinig kaas van gegeten hebben om er werkelijk iets over te kunnen zeggen (hoe goed ze op hun eigen wetenschapsgebied misschien ook mogen zijn; wat ik weer niet goed kan beoordelen, omdat ik niet goed genoeg ben ingevoerd in hun specialisme). En langzaam kwamen ook weer de herinneringen boven aan het taaie werk dat ik voor mijn afstudeerscriptie verrichtte; om de vraag te beantwoorden of computers kunnen denken.

De regel als uitzondering

Niet voor niets gaf ik mijn scriptie destijds de titel ‘De uitzondering als regel‘ mee. Ik geloofde na al mijn speurwerk niet meer in een set met regels die alle vragen konden beantwoorden. Sterker nog, dacht ik toen: als je antwoord wilt geven op dergelijke vragen, dan doe je er beter aan om op basis van de uitzonderingen die je tot vandaag tot je beschikking hebt voorlopige antwoorden te formuleren die bij elke uitzondering (lees in mijn ogen van toen: elk nieuw feit) wellicht opnieuw moeten worden herzien. Mijn antwoord op de vraag van destijds (of computers kunnen denken) was destijds dan ook: het hangt er maar van af wat je denken noemt; of computers dat wel of niet kunnnen: denken.

Ondertussen zijn we 25 jaar verder en las ik dus ‘Exploring Humans‘ en bleek het de eerste 400 bladzijden een feest van herkenning te zijn. Tot zover niets nieuws in 25 jaar. Dat was goed nieuws voor mij, want op die manier hoefde ik me niet bij alles tot het uiterste in te spannen om het betoog te kunnen volgen. Maar op een gegeven moment verlangde ik natuurlijk wel naar wat nieuws; mens als ik ben met angstig verlangen naar nieuwe dingen en inzichten. En dat was er gelukkig ook.

The Lost World of Adam and Eve’ van John H. Walton; over theologie en evolutie

En ik besloot om mijn blog over het boek van John H. Walton (‘The Lost World of Adam and Eve‘) nog eens kritisch door te nemen:

  • Walton leest Genesis (het verhaal over de schepping) anders dan ik gewend was vanuit mijn opvoeding en hij legt uit waarom hij niet meer uit de voeten kan met een letterlijke interpretatie van Genesis; afgezien van de context van toen en bekeken door de bril van onze cultuur. Zijn verhaal klinkt als het verhaal dat Dooremalen et al. vertellen over de taalspelen van Wittgenstein. Ieder taalspel heeft zijn eigen regels en alleen als je de regels van een taalspel kent, kun je die taal leren spreken en begrijpen. Als je de Bijbel wilt begrijpen, doe je dat niet door de taal van destijds te vertalen naar de taal van vandaag, maar door je vast te bijten in de regels van het taalspel dat destijds werd gesproken. Zo’n inzicht helpt me om de Bijbel anders te gaan lezen en te begrijpen waar Walton heen wil.
  • Om zijn kennis van het taalspel van destijds te verbreden, leest Walton niet alleen de Bijbel, maar ook de teksten uit omringende culturen. Dat biedt nieuwe perspectieven die de teksten van Genesis in een heel ander daglicht plaatsen. Walton valt daarbij niet in de valkuil van de theologen uit de jaren ’60 die de Bijbel gingen lezen vanuit die andere taalspelen. Walton leest de Bijbel als een tekst die gelijkwaardig is aan andere gevonden teksten uit die zelfde periode en probeert op basis van overeenkomsten en afwijkingen tot een evenwichtige, maar toch nieuwe interpretatie van Genesis 1 t/m 3 te komen. Hij zoekt en trekt voorlopige conclusies. Zelf vind ik dat hij dat te weinig doet vanuit het besef dat hij slechts de beschikking heeft over een beperkte hoeveelheid teksten (er zijn maar weinig teksten gevonden en we weten niet of die teksten representatief zijn voor wat destijds allemaal nog meer is geschreven). Morgen kan een tekst worden gevonden waaruit blijkt dat de interpretatie van Walton op losse schroeven staat.
  • In ‘Exploring Humans’ wordt het (neo-)pragmatisme van Peirce, James, Dewey en Rorty behandeld. Volgens Dooremalen et al. zet dat de traditionele wetenschapsfilosofie op losse schroeven. Daarin gaat het over de vraag of wetenschap een correcte weergave geeft van de werkelijkheid en zelfs de waarheidsvraag komt aan de orde. Over de volle breedte van de ‘oude’ wetenschapsfilosofie worden op basis daarvan harde conclusies over de wetenschap getrokken: wetenschap is geen waarheid en er kan om meerdere redenen niet (lees: nooit) worden bewezen dat wetenschap de werkelijkheid correct weergeeft. Het pragmatisme doet met de wetenschapsfilosofie wat de wetenschapsfilosofie altijd met de wetenschap heeft gedaan: het zet de uitgangspunten van de wetenschapsfilosofie op losse schroeven. Het zou bij de beoordeling van wetenschap niet moeten gaan om waarheid of correcte referentie, maar om bruikbaarheid. Wetenschap heeft waarde zolang het werkt. Als ik op die manier – er vanuit gaande dat theologie ook een (sociale) wetenschap is – het verhaal van Walton een half jaar na lezing opnieuw probeer te beoordelen, dan concludeer ik dat zijn verhaal voor mij werkt. Walton interpreteert het verhaal van Genesis als het aanbrengen van orde in de wereld en het verhaal in de hele Bijbel als de voortgaande arbeid van God om die orde te voltooien; ondanks de tegenwerking van de mens. Vandaag verbind ik die orde met rechtvaardigheid en meer dan voorheen kom ik in de Bijbel – ook in de context van heel bekende teksten – rechtvaardigheid tegen die de Bijbel nu voor mij op een andere manier kleurt dan voorheen. De wanorde van Genesis en hoe God daar orde in aanbrengt helpt me om God meer zeggenschap te geven in mijn leven.
  • Ondertussen vind ik de conclusie van Walton – dat wetenschappelijke evolutie niet strijdig is met het verhaal van genesis – nog steeds overbodig en versterkt lezing van ‘Exploring Humans‘ dat gevoel. Ten eerste is ook hier sprake van twee taalspelen; die van theologie en die van natuurwetenschap (ook als daarin evolutionaire beginselen worden gebruikt). Na ‘Exploring Humans‘ vind ik het bovendien juist zo’n verademing dat we het niet meer over waarheid of over correcte referentie hoeven te hebben. En dan komt daar toch weer via een achterdeur de waarheidsvraag aan de orde: of toepassing van evolutionaire beginselen in de wetenschap terecht is of niet. Ik kan die vraag niet beantwoorden, omdat ik daarmee het ene taalspel (wetenschap) vanuit het andere taalspel (theologie) zou moeten beoordelen (alsof ik in staat zou zijn om beide taalspelen tegelijkertijd te spreken en te interpreteren). Ik wil die vraag niet beantwoorden omdat ik na het pragmatisme niet meer zo nodig hoef vast te stellen of wetenschap waar is of – iets minder hoogdravend afgestemd – een correcte weergave van de werkelijkheid geeft of niet. Voor de beoordeling van de toepassing van evolutionaire beginselen in de wetenschap heb ik dankzij het pragmatisme andere hulpmiddelen tot mijn beschikking: of het werkt of niet. En als het werkt mag het in tegenspraak lijken met de verhalen die in de Bijbel staan. In Bijbel en theologie gaat het om andere taalspelen dan in de wetenschap. Ik kan wetenschap niet legitimeren vanuit Bijbel of theologie. Sterker nog: ik hoef het niet. En dat vind ik zo’n heerlijke bevrijding!
  • Ondertussen kunnen theologie en wetenschap – ook als het over vragen rondom schepping en evolutie gaat – wel van elkaar leren; las ik in ‘Exploring Humans‘. Theologie en wetenschap hoeven zich niet competitief ten opzichte van elkaar te verhouden. Wetenschappelijke studie van de Bijbel en omringende culturen kan inzichten bieden die evolutionair gedreven wetenschap kan versterken en/of kan nuanceren. En andersom kunnen wetenschappelijke inzichten onze interpretatie van de Bijbel nuanceren, zodat we er nog beter mee uit de voeten kunnen dan zonder wetenschap. Het kan verhelderend werken om je (tijdelijk) te bewegen in het ene taalspel om vervolgens in het andere taalspel nieuwe inzichten te kunnen bieden. Bij Walton gaat het uiteindelijk om de waarheidsvraag. Als hij die vraag los zou laten zouden evolutionaire inzichten hem wellicht kunnen helpen om zijn theologie verder aan te scherpen. Dat lijkt me voor Walton een gemiste kans.

Kennis veroudert snel

De inzichten van Dooremalen et al. confronteren me overigens wel met mijn beperkte vermogens. In 1992/93 verdiepte ik me in het wereldje van Kunstmatige Intelligentie. De smaakmakers van destijds leven niet meer of je hoort weinig meer van hen. De nieuwe smaakmakers heb ik nooit gelezen en over nieuwe inzichten in (kunstmatig) denken heb ik weinig of geen kennis. De vraag of computers kunnen denken kan ik daardoor niet meer beantwoorden. Ik weet domweg niet meer wat werkt en wat niet. Ik geloof niet dat ik mijn brein ben (zoals bijv. Dick Swaab met grote woorden beweert). Na lezing van ‘Exploring Humans‘ herken ik een reductionistisch uitgangspunt in de ideeën van Swaab en volgens Dooremalen et al. werkt dat niet. Zijn wetenschappelijk onderzoek zal ongetwijfeld werken (in de pragmatische zin van het woord), maar ik weiger aan te nemen dat ik daarom alleen maar mijn brein zou zijn en ik hoef dat niet. Wat een opluchting!

Je kunt zoveel nieuwe mogelijkheden laten liggen…

Zou Swaab daarom zijn wetenschappelijk onderzoek niet meer mogen doen (zolang het werkt)? Zouden evolutionisten – om het onderwerp van dit blog voor een laatste keer opnieuw op te vatten – omdat hun wetenschappelijke uitgangspunten in tegenspraak met de Bijbel lijken te zijn hun wetenschappelijk onderzoek vanuit andere uitgangspunten moeten organiseren? Ik zie na ‘Exploring Humans‘ geen enkele goede reden om dat van wetenschappers te vragen; zolang zij net als theologen en leken open blijven staan voor nieuwe inzichten; die kunnen helpen om hun wetenschappelijk onderzoek te verbeteren; en als zij zich iets minder vrij- of overmoedig mengen in de publieke discussie en zich daarmee begeven op gebieden waar hun inzichten minder relevant of bij nader inzien zelfs irrelevant blijken te zijn. Het taalspel van een natuurwetenschapper is – overigens terecht – een andere dan die van een theoloog; en die weer dan die van een leek. Ieder die zich begeeft op het gebied van de ander doet er goed aan om zich te verdiepen in het taalspel van die ander en dat taalspel niet te beoordelen vanuit zijn eigen vertrouwde taalspel. Want als je de wereld alleen beoordeelt vanuit je eigen taalspel, ontloop je nieuwe inzichten en doe je jezelf als leek, als theoloog of als wetenschapper tekort, maar jaag je ook de ander tegen je in het harnas (Levinas gebruikt daarvoor grote woorden als geweld: als je de ander vanuit je eigen taalspel probeert te be-grijpen).

Voor mij is de uitzondering nog steeds de regel

Nog steeds blijft daarmee mijn overtuiging dat de uitzondering de regel is. Door je te verdiepen in andere taalspelen doe je nieuwe uitzonderingen op die je kunnen helpen om je eigen overtuigingen – waarin je volgens Nietzsche als in een gevangenis gevangen zit – te verrijken en nieuwe inzichten op te doen. Dat blijkt alleen al uit het laatste voorbeeld dat ik nu ervaar. Als ik ‘Exploring Humans‘ tijdens het schrijven van mijn afstudeerscriptie tot mijn beschikking gehad zou hebben (toen was ‘Exploring Humans‘ nog niet geschreven), zou mijn scriptie er anders hebben uitgezien. Tegelijkertijd constateer ik dat daarin nog steeds geen sprake is van een schokkende revolutie (zoals Thomas S. Kuhn dat zou noemen; hoewel ook zijn theorie volgens Dooremalen et al. op basis van het pragmatisme overbodig wordt), want de uiteindelijke conclusie van Dooremalen et al. lijkt heel erg op de consequenties van de aspectenleer van Dooyeweerd (zoals nog steeds wordt uitgedragen door de beweging van de Reformatorische Wijsbegeerte) die ik tijdens het schrijven van mijn scriptie wel tot mijn beschikking had. Kortom: dingen veranderen minder snel dan je zou verwachten (of soms zou hopen).

Ondertussen helpt ‘Exploring Humans‘ me wel om vanuit verschillende invalshoeken naar geloof, wetenschap en leven te kijken en dat ervaar ik als meer dan winst.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.