Van schepping naar evolutie – van het ene op het andere verkeerde been?

In zijn boek ‘The Lost World of Adam and Eve‘ schrijft en suggereert John H. Walton – aan het einde van het boek het meest uitdrukkelijk – dat Augustinus (overigens evenals andere kerkvaders) ons wel eens op het verkeerde been gezet zou kunnen hebben. Maar de criteria die hij daarvoor aanlegt zijn grotendeels net zo goed op Augustinus als op hemzelf van toepassing. Als Augustinus ons op het verkeerde been gezet heeft, zullen we er vroeg of laat achterkomen dat Walton ons net zo goed op een ander verkeerd been – het been van wetenschappelijke evolutie – heeft gezet.

Zonde van de aankoop dus? Welnee! Het was een kostelijk boek om te lezen en hoewel zijn inzichten over 20 of 50 jaar ongetwijfeld als achterhaald terzijde geschoven zullen worden (Augustinus heeft het overigens wat – sic – langer volgehouden), heeft het voor vandaag heel veel te zeggen wat hij schrijft; is mijn mening.

Maar wat zijn die inzichten van Walton dan? Samengevat komt het verhaal van Walton erop neer dat het verhaal in de Bijbel zijns inziens ruimte laat voor (lees niet: bewijzen biedt ter ondersteuning van) hedendaagse wetenschappelijke inzichten; ook als het over evolutionaire inzichten gaat. Hij ondersteunt dat met goede argumenten en werpt met zijn betoog nieuw licht op de rol van God en mensen in deze wereld; vooral mooi, verhelderend en licht.

Eerder begreep ik nooit waar christenen zich druk over maakten als het over schepping en evolutie ging. Ik moet zeggen: tijdens lezing van ‘The Lost World‘ begon ik dat wel te begrijpen. Als je andere inzichten ontwikkelt over de schepping heeft dat onverbiddelijk gevolgen voor andere theologische inzichten zoals zondeval en verlossing. Met andere woorden: als je – zoals Walton doet – de schepping anders interpreteert dan bijv. Augustinus komen ook de inzichten van Augustinus over zonde en verlossing op losse schroeven te staan. Het is dus niet – zoals sommigen wel zeggen – een minor issue hoe je tegen schepping aankijkt. Als je het over schepping hebt, heb je het over één van de fundamenten van het – van mijn – geloof.

Zoals gezegd: Walton geeft goede argumenten voor zijn visie en vanuit die visie legt hij de hele theologie – in 21 stellingen – onder een vergrootglas. Want hoe redelijk is het eigenlijk wat wij in 2.000 jaar theologie hebben verzameld? Klopt het wel wat we vandaag belijden en vooral wat we ons vandaag bij die belijdenis voorstellen; welke beelden we daarbij hebben? Dat begint bij de vraag hoe (en vooral met welke doelgroep) de Bijbel communiceert; dat gaat verder bij de vraag hoe stoffelijk de schepping in het Bijbelse verhaal eigenlijk wordt gezien en het eindigt bij de historische werkelijkheid van Adam en Eva. De belevingswereld van toen is een andere dan die van nu en we kunnen niet straffeloos met de bril van nu naar toen kijken. Wat God toen tegen Israël zei betekende toen iets anders dan wij met het wereldbeeld van vandaag lezen, zien en horen.

En juist hier biedt Walton nieuwe inzichten. De laatste 50 jaar hebben we door opgravingen teksten ontdekt die lang onbekend (zelfs onvermoed) waren. Recent werd de zegelring van Hizkia ontdekt en iets langer geleden werd materiaal gevonden waaruit blijkt dat David rond de tijd geleefd moet hebben die in de Bijbel beschreven wordt. Naast dat materiaal is ook veel materiaal gevonden dat veel ouder is. De gevonden verhalen lijken op de verhalen die we uit de Bijbel kennen over schepping en bijvoorbeeld de zondvloed. Maar gedetailleerde studie wijst ook uit dat de verhalen in de Bijbel op fundamentele punten afwijkt van andere gevonden verhalen uit de oudheid. En juist hier bevindt Walton zich op bekend terrein; waar Augustinus dat nog niet kon zijn; simpelweg, omdat die verhalen toen nog niet gevonden waren en vandaag de dag wel.

Maar ook Walton – en daar zit de zwakte van zijn verhaal – moet het doen met hypotheses. Morgen worden er waarschijnlijk nieuwe verhalen gevonden; die wellicht identiek zijn aan de verhalen in de Bijbel; waardoor het betoog van Walton tegen die tijd op zand gebouwd blijkt te zijn. Theologie – ik moet het tot mijn spijt toegeven – is niet in beton gegoten; kan niet in beton gegoten worden. En als het wel in beton gegoten wordt, verwordt het voor je er erg in hebt tot afgoderij; omdat het ondertussen zo prettig voelt. Dat zou theologen bescheiden moeten maken; vind ik. Daarom alleen al zou het Walton passen om niet alleen de theologie van de kerkvaders kritisch te bezien, maar dezelfde criteria te toe te passen op zijn eigen theologie.

Ik geef een voorbeeld (het zij overigens ten faveure van Walton gezegd: veel van deze voorbeelden heb ik niet kunnen vinden). Op pagina 193 schrijft Walton: “… as Christians we believe that there is a part of us, in fact, the most important part of us, that survives the death of the body… [that part of us] represents a spiritual discontinuity even if one concludes that there is material continuity. It is granted by God… and it differentiates us from every other creature“. Dit is klare Griekse filosofie die ons via denkers als Augustinus heeft bereikt. “… as Christians we believe…“? Ik geloof er helemaal niets van. Vroeg of laat ontdekken we wellicht dat dieren meer van die “spirituele discontinuïteit” hebben meegekregen dan we ooit hadden vermoed en wat dan (zoals bijv. dr. F. de Graaff stelt in zijn ‘Het geheim van de wereldgeschiedenis‘)? Dan blijkt weer een aanbouw van het schijnbaar stevig gebouwde huis op instorten te staan, omdat het op zand was gebouwd.

Onbescheidenheid van theologen; dat is waar ik pas echt moeite mee heb. En hoewel Walton zich beweegt aan de bescheiden kant van de theologie, zou hij veel meer nadruk kunnen leggen op de beperkte houdbaarheid van zijn stellingname. Niet alleen Augustinus bouwde, maar ook hijzelf bouwt op het onzekere zand van de toekomst, waarin steeds opnieuw feiten zichtbaar kunnen worden die vandaag nog als onvermoed buiten beschouwing moeten blijven. Bovendien: stel – wat ik wel met Walton eens ben, maar dat terzijde – dat Augustinus ons met zijn beelden over zonde op het verkeerde been heeft gezet, dan staan we na 1.600 jaar – of we dat nou willen of niet – op het verkeerde been; Walton incluis. In 1.600 jaar is veel van die beelden in onze haarvaten doorgedrongen en we hebben er met z’n allen geen idee van hoever dat daar doorgedrongen is en in hoeverre die beelden ons eigen wereldbeeld onbewust beïnvloeden. Zoals gezegd stellen de inzichten van Walton een hele theologie over schepping, zondeval en verlossing ter discussie; en dat is goed; vind ik. Maar wat is het alternatief als we van het ene – verkeerde – been op het andere – onzeker – been overstappen? Want meer is het in werkelijkheid niet, natuurlijk; nieuwe onzekerheid over wat wel en niet waar is; over wat wel en niet waar gevonden wordt.

Ondertussen ligt hier wel hoop op de loer; ook in ‘The Lost World of Adam and Eve‘ van John H. Walton. Want nieuwe theorieën bieden nieuwe inzichten en werpen nieuw licht; op van alles en iedereen; ook op God; op de mens; en op hun relatie. En als ik ergens van genoten heb in dit boek, dan is het dat wel. De nieuwe inzichten van Walton (en van N.T. Wright – jawel – die ook één van de 21 stellingen over Paulus voor zijn rekening nam) verrasten me elke keer opnieuw. Mijn beelden over schepping, zondeval en verlossing stonden toch al op losse schroeven. Ze klopten allang niet meer bij wat ik vandaag geloofde in mijn omgang met God. Door de nieuwe inzichten van Walton en Wright kon ik die beelden eindelijk achter me laten (omdat ik ze niet meer nodig heb; omdat ze te klein over God denken). Ik maakte hernieuwd kennis met de Vader van mijn verlosser en opnieuw bleek Hij – die zich aan Mozes openbaarde als ‘Ik was, Ik ben en Ik zal er zijn’ – groter dan ik me ooit voor zal kunnen stellen.

En dat is precies wat ik gemist zou hebben, als ik niet bereid was geweest om los te laten waar ik zo aan gehecht was geraakt; als ik niet bereid was geweest om te luisteren naar de goede argumenten die Walton me gaf voor zijn theorieën over oudheid, schepping, evolutie en theologie; over zijn hedendaagse inerpretatie van de Bijbel. Ik heb ervan genoten, maar blijf voorzichtig om het hele verhaal zomaar plompverloren bij anderen neer te leggen; die dit verhaal niet nodig hebben om de grootheid van God blijvend een plekje te geven in hun leven. Als ik al iets zou willen met deze theologische inzichten, dan zou ik ze gebruiken om zelfs die mensen nog groter van God te laten denken; in de wetenschap dat niemand – ook ik niet – ooit te groot van God zal denken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.