Tim Keller (over Gods wijsheid) over gevende liefde (3)

Dinsdag is alweer onze vierde avond over het prachtige boek van Tim Keller over ‘Het huwelijk’. Eerder blogde ik al (met stellingen) over dit boek:

De kracht van het boek zit ‘m voor mij toch vooral in het middelste deel van het boek, waar het gaat over het doel van het huwelijk en over ‘in waarheid liefde zeggen’. Ik zou niet weten hoe je anders de laatste onderwerpen van het boek aan de orde zou moeten stellen, maar de laatste drie hoofdstukken van het boek ogen fragmentarisch en hebben veel minder samenhang dan het eerste gedeelte van het boek. Dat gezegd hebbend worden ook in deze hoofdstukken waardevolle inzichten aangeboden:

  • Het voelt ongemakkelijk om samen te vatten wat in het hoofdstuk over alleengaan wordt gezegd. Als getrouwde man kan en wil ik niet beoordelen of de adviezen die Keller hier geeft waardevol genoeg zijn om ze ter harte te nemen. Wat me aanspreekt is dat Keller hier instemmend Hauerwas citeert die stelt dat “het christendom de eerste godsdienst was waarin het leven van een alleenstaande volwassene als een begaanbare weg werd gezien”. Ik weet niet of alleengaanden dat vandaag nog steeds zo ervaren in de kerk. Ik heb geen idee of alleengaanden zich gesteund voelen in die overtuiging of de worsteling die ze daarmee hebben. Het maakt me bewust van een blinde vlek die ik wellicht heb; dat ik me vooral ophoud onder getrouwden en daardoor alleengaanden aan hun lot overlaat. Ik ventileer wel dat het huwelijk geen heilige graal is (integendeel), maar alleengaan… Altijd… Ik geloof niet dat ik daar net zo van zou genieten als tijdens de weken dat ik even afstand kan nemen van alles wat en iedereen die een beroep op me doet. Ik geniet van alleengaan; omdat het tijdelijk is. Hoewel ik de nadelen van getrouwd zijn zie, zou ik niet altijd alleen willen zijn. Hoe zou ik vanuit die positie – in de woorden van Keller – “wegen kunnen zoeken om ons huwelijk te ‘delen’ met alleenstaanden en andere getrouwde stellen in onze omgeving”? Ik hoop dat ik van mijn gezin geen afgod maak, waardoor alleengaanden zich overbodig voelen. Dat zijn ze namelijk niet.
  • Keller trekt consequente lijnen door het boek heen. Waar vriendschap in een huwelijk volgens Keller is gebaseerd op de gedeelde passie om de ander tot zijn recht te laten komen en daarin een actieve rol te vervullen, komt dat terug nu hij sexualiteit aan de orde stelt. Want waarvan zou je meer opgewonden kunnen raken dan van de opwinding van de ander? Keller vertaalt 1 Kortintiërs 7 dan ook naar de opdracht om genot te geven; in plaats van om sexueel genot te krijgen. Vanuit dat principe mag de man zijn vrouw haar genot niet onthouden (en omgekeerd). Hoewel Keller daar minder uitdrukkelijk bij stilstaat, hoeft de man dat niet voor zijn vrouw te bedenken (of andersom). Dat hoef je nooit van de Bijbel; voor een ander te denken; als je het maar voor jezelf doet. Maar als ik als man altijd wel kan en wil vrijen en mijn vrouw heeft daarvoor een stabiele en veilige omgeving nodig? Moet een vrouw haar man dan altijd maar zijn genot geven; mag ze daarbij haar eigen belang en veiligheid dan niet meewegen? Enerzijds is dat het mooie van de Bijbel: als beide partners gericht zijn op het genot van de ander, hoeft geen van beiden zich zorgen te maken en blijft het in evenwicht. Maar als de ene partner gericht is op de ander en de ander denkt alleen aan zijn of haar eigen genot? Dan trekken beiden aan het kortste eind; de een omdat hij of zij zich overvraagd weet en over zijn of haar grenzen heen laat gaan; de ander omdat hij of zij niet aan zijn of haar trekken komt. Sexualiteit is net als het hele huwelijk een kwestie van jarenlang werken voordat je de echte vruchten ervan kunt plukken.

Zoals gebruikelijk voeg ik nog een paar stellingen toe:

  1. Zien alleengaanden aan ons dat ons gezin niet onze afgod is? Wat hebben zij daaraan?
  2. De Bijbel is een heel ongemakkelijk boek voor preutse mensen.
  3. Een verbond schept ruimte en zekerheid met het oog op kwetsbaarheid en intimiteit. Vreemdgaan en porno maken dat kapot.
  4. Je mag je huwelijkse partner het sexuele genot niet onthouden (1 Korintiërs 7); sterker nog: daar moet je hele zijn op zijn gericht; om hem of haar genot te geven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.