Elie Wiesel – Mijn liefde voor de Talmoed (1)

Elie Wiesel – Mijn liefde voor de Talmoed

Elie Wiesel overleed nog geen twee jaar geleden, maar liet een indrukwekkend oeuvre achter. Tijdens een korte ontdekkingsreis lezen we in onze kerk de komende maanden een verzameling studies over de Talmoed die Elie Wiesel schreef vanaf de vroege jaren ’60: Mijn liefde voor de Talmoed, Portretten en legenden van Joodse wijsheid‘.

Een ontdekkingsreis door de Talmoed

De ontdekkingsreis is verdeeld over drie avonden en begint 18 april met een avond over de eerste 5 portretten (pag. 13 t/m 132). De avonden zien er steeds ongeveer zo uit (bij wijze van agenda):

  1. Een vraag voor iedereen: wat vond je van deze verhalen? Wat heb je ervan geleerd?
  2. Welke onduidelijkheden heb je nog? Wat begrijpt je niet?
  3. Als er na die eerste 2 punten nog tijd over blijft maken we een keuze uit de onderstaande stellingen.

De scholen van Sjammai en Hillel

  1. Dat is wat me het meeste bijblijft uit de Talmoed: “Uiteindelijk kwam er een stem uit de hemel: ‘Elè we’elè divree Elohiem chajiem, jullie hebben allen gelijk; jullie geven allebei Gods levende woord door.'” Wij denken anders: “De waarheid is toch immers één en ondeelbaar? Als iets waar is, is het tegenovergestelde dus niet waar” (pag. 13).
  2. Dat herken ik wel: “Net als alle kinderen had ik een voorkeur voor Hillel: meedogend, vriendelijk, vol begrip, altijd klaar om te vergeven, moet hij op mijn grootvader Reb Dodje geleken hebben… Ik moet toegeven dat Sjammai me angst aanjaagde” (pag. 26). Na doorvragen blijkt het in de Talmoed toch altijd weer genuanceerder te liggen dan het op basis van een eerste indruk lijkt te zijn. Een eerste indruk kan een vooroordeel of vooringenomenheid voeden, maar is helemaal niet betrouwbaar.
  3. Daar heb je ’t al: “Waarom zou je je moeten bekommeren over wat men over jou denkt… Nee, dan kies ik ronduit voor Sjammai, de niet-conformist, de opstandeling, die meestal bewust de minderheid opzoekt, en er deel van uit maakt” (pag. 28).
  4. “Sjammai ontfutselt de mens het absolute, Hillel verbindt de mens met het absolute. Beiden hebben gelijk, op voorwaarde dat men ons beide mogelijkheden presenteert” (pag. 34).
  5. En dan pas komt de aap uit de mouw: “Een stem uit de hemel moest tussenbeide komen, die zei: De twee houdingen zijn juist, maar… niet tegelijkertijd. Alles hangt af van de omstandigheden” (pag. 36).

Rabbi Jochanan ben Zakkai

  1. Dat is nog eens een laatste zegen: “‘Mogen jullie de Eeuwige vrezen zoals jullie de mensen vrezen'” (pag. 39).
  2. Het helpt niet als je een ander troost met het veel grotere leed van een ander: “Het lijden van de één doet het lijden van de ander niet teniet; het lijden van de één komt bovenop het lijden van de ander. Door het oproepen van iemand anders’ tragedie, wordt de mijne niet minder ernstig” (pag. 48).

Rabbi Chanina ben Dosa

  1. “… het is gemakkelijker de toekomst te veranderen dan het verleden. Hoe kun je de herinnering aan een gebeurtenis uitwissen? Hoe kun je zorgen die die gebeurtenis niet heeft plaatsgehad” (pag. 69)?
  2. “Voor de Bijbel is diegene een held, die zich verplicht tot geloof en actie tegelijk: het is Abraham veeleer dan Isaäk, het is Jakob op het moment waarop hij Israël wordt. Bovendien is de bijbelse held alleen: alleen ten overstaan van God, alleen met God, alleen als Abraham. De Talmoed kent een enigszins andere benadering. Eeze gibor? Hakovesj èt jitsro. De held weerstaat verleidingen en verleider; hij beheerst zijn verlangens en driften… De held in de Talmoed schept zichzelf op eigen kracht, maar ten bate van anderen” (pag. 74). In welk beeld herken jij jezelf het meest?
  3. “Onbaatzuchtigheid is beter dan geleerdheid, want abstracte kennis kan een armzalig intellectueel spel worden”.
  4. “Waarom blijft [Rabbi Chanina ben Dosa] arm tot aan het eind van zijn leven, terwijl hij de middelen heeft om rijk te worden? Eenvoudigweg omdat hij niet weet dat hij arm is… Zo ziet de held van de Talmoed er uit: iemand die niet het gevoel heeft dat hij iets mist, die de indruk heeft in overvloed te leven” (pag. 76).
  5. “Want ook al bestaan er geen wonderen in Gods Koninkrijk, in het aardse leven is alles wonderlijk en niet alleen datgene wat we niet begrijpen: het simpele feit dat we in staat zijn de betekenis van bepaalde gebeurtenissen te begrijpen en enkele details van de schepping te doorgronden, is op zichzelf al een wonder” (pag. 77).
  6. “In de wereld van de Talmoed gebeurt het dat de held niet alleen degene is die slaags, maar ook degene die niet slaagt” (pag. 84).

Rabbi Eliëzer ben Hyrcanos

  1. “Tegen de Romeinen zegt [Rabbi Eliëzer ben Hyrcanos]: ‘Jullie zijn gekomen om ons te veroveren, maar jullie zullen overwonnen worden. Het zal jaren, misschien eeuwen duren, maar ons vaderland zal weer vrij worden, gewoon omdat wij, Joden, niet in veroveringen geloven'” (pag. 91). Ondertussen waren de pijn en het leed als gevolg van die veroveringen wel overweldigend.
  2. Als Jood was Jezus niet anders dan zijn tijdgenoten (zoals Seneca ze zag): “Wanneer [Seneca] de joodse slaven op het Forum zag, besefte hij dat hun morele karakter sterker was dan die van hun overwinnaars” (pag. 93). Het was bijzonder dat Jezus dat als God ook was.
  3. Wijze woorden van Rabbi Jehosjoe’a: “‘Luister, mijn kinderen, ik ben de laatste om jullie te zeggen dat we ons verdriet maar helemaal moeten vergeten, maar denk ook hieraan: we hebben evenmin het recht ons er helemaal door te laten meeslepen'” (pag. 98). Maar gemakkelijke woorden zijn het niet.
  4. Rabbi Eliëzer ben Hyrcanos zegt: “Domme vroomheid wordt gevonden bij degene die bij het zien van een vrouw die verdrinkt, weigert haar te helpen om haar niet te hoeven aanraken” (pag. 98). Is dat ook niet gewoon mannelijke botheid?
  5. En dan een corrigerende interpretatie van Wiesel: “Meestal trokken de Minim – zo werden de leden van de nieuwe christelijke sekte genoemd – de Joden aan in de hoop hen te bekeren” (pag. 99). De Joden kennen die bekeringsdrang niet.
  6. “Geen enkele halfslachtige maatregel kan door de beugel bij Rabbi Eliëzer. Het berouw moet persoonlijk en oprecht zijn en niet ontstaan als een reactie op druk van buitenaf”.
  7. “De Talmoed-debatten, zoals alle andere, moeten zich afspelen op een menselijk plan en gehoorzamen aan de regels van de pure en redelijke logica. Als men er iets bovennatuurlijks aan toevoegt, zet men de deelnemers aan de zijlijn” (pag. 109). Daar kunnen we als christenen nog wat van leren. Ook gesprekken buiten de kerk mogen best zonder Bijbelse noodgrepen worden gevoerd; ook al leidt dat soms niet tot het resultaat dat we ermee voor ogen hadden.
  8. Rabban Gamlieel en Rabbi Jehosjoe’a proberen conflicten te voorkomen die scheuringen kunnen veroorzaken. Ze zijn niet tegen minderheden; ze zijn tegen fanatieke meningen – en er is geen fanatiekere dan die beweert een goddelijke goedkeuring te hebben ontvangen”. Het lijkt wel of Bob Dylan voor zijn lied ‘With God on Our Side‘ eerst de Talmoed geraadpleegd heeft: “… Through many a dark hour / I’ve been thinkin’ about this / That Jesus Christ was / Betrayed by a kiss / But I can’t think for you / You’ll have to decide / Whether Judas Iscariot / Had God on his side…”.

Rabbi Elazar ben Azarja

  1. “En zij zei: ‘Nee.’ Blijk gevend van gezond verstand, intelligentie en ervaring met menselijke relaties, merkte ze op: ‘… Uiteindelijk zul je worden verdreven; wat ze met anderen hebben gedaan, zullen ze ook met jou doen.’… Inderdaad, de vrouw van Elazar had het bij het juiste einde. De mensen die de oude voorzitter hadden verjaagd, verjaagden tenslotte zijn opvolger” (pag. 114/115). Dat mechanisme is zo menselijk. Uiteindelijk verlaat een man de vrouw voor wie hij zijn eerdere vrouw in de steek gelaten heeft. En als jij toestaat dat er in jouw bijzijn over anderen wordt gepraat (of je doet daaraan mee) dan kun je weten: als ik er niet bij ben, praten ze ook over mij. Overigens: “Volgens [Rabbi Elazar ben Azarja] is kwaadspreken of ernaar luisteren een zware zonde” (pag. 127).
  2. “Rome begrijpt deze gehechtheid niet die zonder beloning is, want als jood-zijn lijden betekent, waarom zou men dan jood willen blijven? Hoe minder Rome begrijpt, des te meer breidt het zijn overheersing uit, gebaseerd op wreedheid en onderdrukking… [Maar] de toekomst van het volk speelt zich eerst in Javne en daarna in Usja af, meer dan in Rome” (pag. 117).
  3. “Het volk vergaf hem deze ongepaste driftbui niet: deze bleef in de herinnering voortleven. Het volk herinnert zich altijd zulke fouten” (pag. 120). Dat noem je ook wel openstaande rekeningen. Zo werkt dat tussen mensen.
  4. “Als het publiek woedend is, kent het geen geduld en duldt het geen uitstel. Als het volk in opstand komt, duurt het slechts een ogenblik: alles is samengebald tot één compacte gebeurtenis, die als een stroomversnelling werkt” (pag. 123). Sluwe politici maken daar vandaag nog steeds misbruik van om het volk verder op te hitsen.
  5. “Ter verdediging van het publiek moet gezegd worden dat, als dit deze stap heeft gewaagd, het kwam doordat het de lijdzaamheid van de wijzen gewaar werd, lijdzaamheid die het uitlegde als instemming” (pag. 123). Dat is wat het populisme in Nederland zo succesvol maakt: de gevestigde politiek heeft het volk in de steek gelaten en sluwe politici als Wilders en Baudet spelen daarop in. Ik begrijp het wel, maar ik stem er niet mee in.
  6. Rabbi Jehosjoe’a leerde van z’n eigen fouten. Hij kreeg er blijkbaar spijt van dat door zijn toedoen Rabbi Eliëzer ben Hyrcanos in de ban was gedaan (samen met zijn ideeën). “Hij wilde voorkomen dat een andere meester in de ban werd gedaan vanwege zijn hardnekkige meningen” (pag. 125). Een wijs mens leert van zijn eigen fouten en komt tot inkeer.
  7. “‘Iemand die aan kennis meer waarde hecht dan aan actie, is als een boom waarvan de takken sterker zijn dan de wortels.'” (pag. 127).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.