Geniaal verhaal van Willem Jan Otten over voortleven na je dood

Willem Jan Otten, Een man van horen zeggen

Ik heb vaker gelezen over voortleven na je dood; in betere varianten bij Alice Sebold (‘The Lovely Bones‘) en Sartre (‘De teerling is geworpen‘); in een heel slechte variant bij Leon de Winter (‘VSV‘). Maar zoals Willem Jan Otten het in ‘Een man van horen zeggen’ aanpakt, heb ik het nog niemand zien doen: geniaal!

De man van horen zeggen is dood, ooit heette hij Legrand en alleen als anderen zich bewust worden van zijn leven en/of van zijn er niet meer zijn wordt hij zich bewust van het bestaan dat hij ooit aan den lijve ervoer, maar nu alleen nog maar in herinneringen van anderen (en daardoor van zichzelf) terug kan halen. Bij sterven is alles behalve zijn geheugen afgestorven. Zien kan hij niet meer. Hij weet dus niet hoe degenen die zich hem herinneren er tegenwoordig uitzien; alleen maar hoe ze er uitzagen toen hij nog leefde. En zoals dat vaker gaat; als je het moet hebben van herinneringen die anderen aan je hebben nemen die herinneringen af. Legrand sterft met andere woorden een langzame tweede dood, maar heeft er vrede mee.

Na zijn dood heeft hij de regie over zijn herinneringen overigens al uit handen moeten geven. In leven dagdromend kun je ingrijpen in een gedachtestroom. Dat gaat niet als je voort moet leven in de herinneringen van anderen. Hun herinneringen bepalen wat je jezelf wel en niet herinnert van wie je was; ooit.

Willem Jan Otten gebruikt overigens één van de mooiste openingszinnen die ik ooit gelezen heb: “Morgen zou ik vijfenzestig geworden zijn‘. Je zit er meteen middenin. Zou hij geworden zijn? Dat kun je alleen maar ‘denken’ als je al dood bent. Bij leven zeg je hoogstens over jezelf dat je hoopt 65 te worden; morgen. Taal is zeg maar Ottens ding; prachtig gestileerd en nooit betrap je hem op een fout.

Vanuit het leven heb ik me wel eens in het tweede leven van een dode ingeleefd. Een paar weken geleden overleed iemand die ik ooit van wat dichterbij had meegemaakt. Onderweg naar m’n werk op de fiets leefde ik mezelf in hem in en ik besefte dat de dode ander nooit meer zou zien wat ik zag; nooit meer zou voelen wat ik voelde; nooit meer zou ruiken wat ik op dat moment rook. En dat is precies wat Willem Jan Otten met zijn taal en verhaal wakker bij je maakt; dat zintuigen hopeloos eindig zijn, maar dat je in de herinnering van anderen nog een hele tijd verder leeft. En ergens diep van binnen hoop je dat de ander inderdaad verder leeft; als jij aan hem of haar denkt. Een paar jaar geleden thematiseerde Otten dat in Trouw nog eens nadrukkelijk (in de serie ‘Tijdeigen‘; in zijn essay ‘Leven de doden nog‘).

Net als toen (in 2009) heb ik tijdens het lezen van dit boek een aantal keren teruggedacht aan de momenten die ik doorbracht aan het graf van Nikkie. Afgelopen week stond ik er opnieuw. Er waren er blijkbaar meer die aan hem hadden gedacht, want ondertussen lag er een echte grafsteen op zijn graf; voor hem en voor zijn moeder. ’t Zou toch geweldig zijn, dacht ik opnieuw, als Nikkie niet alleen in mijn gedachten (en die van anderen) verder leeft, maar daardoor telkens opnieuw beseft geliefd te zijn geweest… Ondertussen dacht ik iets verder dan toen (in 2009 was het ook allemaal nog zo vers): dat het maar een half leven is om te moeten leven van de gedachten van anderen; die zelf ook weer sterven. Nikkie leefde vanuit de belofte dat hij een nieuw leven zou mogen beginnen; in de nabijheid van God. En dat is – lijkt mij – een beter leven dan ik hem al herinnerend ooit zal kunnen geven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.