René Girard – De zondebok

Eugen Rosenstock-Huessy heeft in zijn Toekomst, een christelijk levensgeheim gelijk: Op de fiets onderweg vanaf m’n werk naar huis of in de tegengestelde richting rijdend kom ik soms tot de beste invallen.

Mobiel terugdenkend aan m’n blog van gisteren over Mombakkes van Do van Ranst bedacht ik me vandaag dat er toch nog iets belangrijks miste in mijn verhaal. Want naast het slachtoffer (Frank van 15 die littekenend werd mishandeld) en de wereld ‘buiten’ (die het allemaal zag gebeuren en nogal laat ingreep) zijn er natuurlijk ook de daders. En net als met de slachtoffers is er met de daders over het algemeen iets bijzonders aan de hand. Hoe kan een moeder er bijvoorbeeld mee instemmen dat haar bloedeigen zoon uit huis wordt verbannen? Daar is net als tussen de dader en zijn slachtoffer een ongeschreven verbond voor nodig tussen de daders onderling. En als het om daders gaat is dat vaak een verbond tussen de actieve dader en één of meer passieve toeschouwers die meewerken. Zo gaat dat, als er wordt gepest op het schoolplein; zo gaat dat als er sprake is van mobbing op de werkplek; maar zo gaat dat dus ook in een gezin, als er sprake is van (sexuele) mishandeling. De partner sluit in zo’n geval maar al te vaak zijn of haar ogen (ich habe es nicht gewusst of eigenlijk: ik wilde het niet weten) en ook in Mombakkes doet de moeder dat en verzint ze er al verhalend op los wat ze eigenlijk gewild zou hebben: een buitenechtelijke relatie. Maar uiteindelijk blijkt ook zij psychisch mishandeld te zijn. En – daar komt’ie – toch blijft zo’n moeder naar buiten toe volhouden dat ze heel gelukkig is; overigens net als haar zoon Frank – in dit verhaal het slachtoffer. En de echte dader probeert vol te houden dat er niets aan de hand is.

Als buitenstaander snap ik daar helemaal niets van. Ik heb het idee dat ik – ondanks de negatief ervaren kanten daarvan – een gelukkige jeugd heb gehad; zeker als ik daar de verhalen naastleg van vrienden, (aangetrouwde) familie en van de vele anderen die vroeg of laat mijn levenspad kruisten. Als buitenstaander – schreef ik gisteren ook al – zie ik zo’n verhaal langzaam ontstaan, maar begrijp ik er in de kern eigenlijk niets van. Ik zie het en probeer het te duiden, maar het doet pijn en het voelt onrechtvaardig aan. Van Ranst heeft dat onnavolgbaar knap in scene gezet.

Deze zomer las ik De zondebok van René Girard. Ik wist het natuurlijk allang, maar Girard betoogt dat dit mechanisme van alle tijden is. Aan de hand van eeuwenoude en meer recente verhalen toont Girard aan dat altijd al een zondebok werd aangewezen en dat dit nog steeds gebeurt. Parallel ontwikkelde zich echter ook een verstoppend mechanisme. Waar in een middeleeuws verhaal de zondebok onverhuld en zonder scrupules als de boosdoener werd aangewezen, ontwikkelde zich in de loop van de tijd een narratieve traditie waarin nog steeds verteld wordt over het mechanisme, maar waar het steeds meer in de verhalen verborgen raakte. Het verhaal gaat dat er heksen waren die hun vonnis accepteerden en daarmee als slachtoffer de mythe zelf in stand hielden. Als er al sporen van vooruitgang in onze samenleving aangewezen kunnen worden, dan moeten we die wat mij betreft toch vooral zoeken in de emancipatie van het slachtoffer dat niet zomaar meer accepteert dat hij/zij als zondebok wordt aangewezen. Dat maakt – betoogt Girard – dat de daders of – zoals hij ze noemt – de vervolgers hun verhaal over de zondebok steeds geraffineerder vertellen, want stel je voor dat iemand ontdekt dat wat zij doen kwaad is!

Vader, moeder en Frank houden op die manier een verhaal in stand dat binnenshuis minder verhuld wordt verteld dan daarbuiten. Dat de bediende Mercedes – toch maar een ‘slaaf’ – meebladert in dat onverhulde verhaal en daar iets van vindt, daar hielden papa en mama even geen rekening mee. Van Ranst presenteert hen daarvoor in de woorden van Mercedes uiteindelijk toch een rekening. Emotioneel beredeneerd zou die rekening van mij best hoger geweest mogen zijn. Maar rationeel heb ik deze zomer bij een andere schrijver – Paul Ricoeur in Het kwaad – geleerd dat ik daarmee het mechanisme van het geweld in stand zou houden. Alsof Frank recht heeft op rechtvaardigheid… Je zou het hem gunnen, maar dat is opnieuw een heel ander verhaal!

Het betoog van Girard bracht me deze zomer op iets heel anders. Van Ranst roept dat verhaal in herinnering. De vervolgers – zegt Girard – construeren hun verhaal om hun daden voor zichzelf en voor de buitenwereld te kunnen verantwoorden. Daders – denk ik – hebben vaak niet door dat hun verhaal is gebaseerd op lucht. Maar dat is te gemakkelijk. Want als de vader van Frank zich hiervan niet bewust was of dat niet wilde zijn, wie verzekert mij dan dat ik zelf ook niet met zo’n verhaal m’n eigen cirkel van geweld in stand probeer te houden? En welke schade veroorzaak ik misschien – zonder het zelf te beseffen – door dat eigen verhaal steeds maar weer – als een kapotte plaat – te herhalen? Ik heb zelf het idee dat ik me laat corrigeren door ‘slachtoffers’ van mijn verhaal of door de vele buitenstaanders die het allemaal met open ogen zien gebeuren. Ik hoop dat ze mij – voordat ik echte schade veroorzaak – steeds indringender zullen vertellen dat mijn verhaal fout is. En nog hartstochtelijker hoop ik dat ik wijs genoeg ben om die signalen op het juiste moment te ontvangen; als ze terecht zijn. Want – wie heeft ooit beweerd dat het gemakkelijk zou zijn? – ook de buitenstaanders kijken weer door de ogen van hun eigen belang.

Zo eenvoudig is het dus allemaal niet. Het is eerder knap ingewikkeld geworden. Maar misschien komt dat wel omdat we in onze samenleving uit onzuivere bronnen hebben geput. Wie heeft dat toch beweerd; dat ik recht zou hebben op een rechtvaardige wereld; dat lijden aan mij voorbij zal gaan; of dat ik geen lijden zal veroorzaken? Was het maar waar!

Trackbacks & pingbacks

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.