Na afloop van de wandeling op de grens van Nederland en België (met culinaire afsluiting in – hoe kan het anders – België; zie mijn blog over die wandeling) was ik benieuwd naar de andere verhalen in deze nieuwste bundel van Cees Nooteboom. Soms waren die verhalen teleurstellend (dat lijkt kenmerkend voor een verhalenbundel, zoals nu ook weer in de bundel ‘Kwetsuur‘ van Anna Enquist), maar er zaten een paar goede verhalen bij.
Neem nou het verhaal over de vice-consul. Je voelt het bederf langzaam maar zeker het verhaal binnentrekken. De dood kiert door de naden van elke bladzijde heen. Maar zinnetjes als ‘De wijn… is troep die na verloop van tijd de stoel onder je hersens uit trekt’ (pagina 55) zijn toch de juweeltjes waarvoor ik een boek lees. Na zo’n zin kijk ik altijd even met een glimlach over mijn boek heen de verte in. Hoe kom je erop? Nog zo een op pagina 58: “Ooit had Heinz me een foto laten zien van dertig jaar geleden, Italië nog in de afgedragen kleren van het fascisme, armoede, aarzelende wederopbouw, geen Wirtschaftswunder in een Duitsland dat nog moest puinruimen…”. Wat weet ik nou helemaal van Italië? Ik ben er welgeteld drie keer geweest, maar in de geschiedenis van dat land blijk ik dan ineens toch nog minder dan een relatieve buitenstaander te zijn; “de afgedragen kleren van het fascisme”. Hoe verzin je het?