Origineel geplaatst op http://theoblogienet.wordpress.com/?post=374
Hoewel ik mezelf na lezing van een boek maar weinig afvraag hoe ik zo’n boek nou zou karakteriseren, waaide die vraag na lezing van het boek ‘Marginaal en missionair, Kleine theologie voor een krimpende kerk‘ van Wim Dekker toch zomaar langs. En onvermijdelijk dacht ik toen terug aan een preek van Henri Nouwen die ik ooit bekeek (http://video.google.com/videoplay?docid=3701709082567809182): als je identiteit is gebaseerd op wat je doet, op wat je hebt of op wat (jij denkt dat) andere mensen daarvan vinden, dan is je identiteit als het huis dat is gebouwd op zand. De kernboodschap van Dekker in zijn mooie boek voor een krimpende kerk lijkt mij dat de kerk niet groeit en bloeit door wat wij doen, maar door onze verwachting dat God werkt; door afhankelijkheid van wat God bereid is te doen op Zijn geheel eigen wijze. Voor doeners zal dat een moeilijk verteerbare boodschap zijn, maar ik heb de problematiek van de kerk en een uitweg daaruit zelden dichter benaderd gezien. Op het eerste gezicht lijkt het allemaal erg traditioneel, maar door verder te graven in het boek stuitte ik op mooie inzichten en voelde ik dat ik goud in handen had.
Ja, zo zou ik het boek van Dekker graag willen karakteriseren: als een zoekend boek, waarin onze afhankelijkheid van een levende God verder wordt onderzocht. Dekker start zijn zoektocht bij het wonder dat het Evangelie kracht blijkt te hebben om te overtuigen; hoe onverklaarbaar dat soms ook mag zijn en hoe zwak we ons soms ook voelen staan als we Zijn verhaal vertellen. Karl Barth en zijn Römerbrief hebben daarbij voor Dekker een sleutelrol vervuld.
Onderwerpen: Charles Taylor, Dietrich Bonhoeffer, Emmanuel Levinas, H.M. Kuitert, Karl Barth, Marginaal en missionair, Martin Buber, Wim Dekker
Categorieën: Boeken