Vervolg op een bespreking van Into the Wild van Sean Penn
Ik heb er geen spijt van dat ik de filmkeuze van Willem Jan Otten heb gevolgd en Into the Wild heb bekeken. Meestal zakt zo’n film langzaam in stille vergetelheid weg, maar de afgelopen weken heb ik regelmatig teruggedacht aan deze film.
Ooit schijn ik op deze plek een citaat van Rosenstock-Huessy te hebben gebezigd: “Ouders houden meestal meer van hun kinderen dan andersom en dat is maar gelukkig ook”. Ik had naar aanleiding van Into he Wild een discussie over deze stelling en ik heb daar veel van geleerd. Want ja, de relatie tussen Chris en zijn ouders is in deze film op z’n zachtst gezegd nogal problematisch. Tegen het einde van de film wordt duidelijk dat Chris’ ouders veel pijn hebben na zijn verdwijning. Maar eerder in de film wordt uit de voice over van zijn zus ook duidelijk dat hun ouders hen nogal hebben bedrogen om daarmee hun verleden mooier te kleuren dan de werkelijkheid destijds was.
Jezus vat de wet samen in een citaat uit het Oude Testament: “Heb uw naaste lief als uzelf”. Eigenwaarde en liefde voor jezelf zijn – zo interpreteer ik dat altijd maar – een voorwaarde om anderen lief te kunnen hebben. Met andere woorden: onvoorwaardelijke liefde (ik hoop echt dat dat het karakter van mijn liefde voor m’n kinderen blijkt te zijn, als ze later terugkijken op hun eerste zeg maar twintig jaar) kan niet zonder eigenliefde. Problematisch wordt het pas als kinderen hun eigen weg kiezen (die vaak op micro- of macroniveau afwijkt van wat hun ouders hadden uitgestippeld) en hun ouders daarvan pijn ervaren. Dan dreigen pijn, eigenliefde en de onvoorwaardelijke liefde voor hun kind door elkaar heen te gaan lopen en kan het zomaar gebeuren dat ouders hun kinderen voorwaardelijk blijken lief te hebben. En op dat moment is het maar gelukkig dat kinderen zich daaraan durven te ontworstelen en hun eigen weg blijven kiezen. Vaak komt het allemaal goed en blijkt de voorwaardelijke liefde slechts van tijdelijke aard.